Archieven

Dit bericht is 957 keer gelezen

Er zijn van die dagen  die je het liefst zo snel mogelijk voorbij ziet gaan en achter je laat. Zo’n dag die koud en grijs begint en kleurloos lijkt over te gaan in de namiddag. Het ochtendritueel met  koffie en krant heb ik op de automatische piloot afgewerkt en vervolgens rijst de vraag: Wat nu? Nee, het overkomt me gelukkig zelden, maar dit is zo’n dag. Vanaf mijn laptop glanst Word me met een maagdelijk wit vlak uitnodigend toe. Maar er komt niets, geen enkel idee dient zich aan. Het toetsenbord blijft onaangeroerd. Ik krijg met terugwerkende kracht steeds meer bewondering voor columnisten die erin slagen elke dag op een pakkende wijze vijfhonderd woorden te produceren over een actueel onderwerp. 

Er is stof tot schrijven genoeg, nu het borrelt en gist in ons ‘gave land.’ Maar daar wil ik het juist niet over hebben, daar zijn anderen voor. Ik schrijf liever over de mezen die tussen de takken van de knotwilgen in mijn tuin rond buitelen, over de Turkse tortels die hun gezamenlijke maaltijd lijken te hebben opgesplitst. Waarschijnlijk wordt er gebroed, want er komt nu steeds één exemplaar eten. Ze zijn al jaren vaste klant bij me. Gister fietste ik door de polder. Ik telde drie zwanennesten, talloze met takjes en ander materiaal slepende meerkoeten en futen en een enkele teruggekeerde zwaluw onder de daklijst van de Jongenhoeve kaasboerderij. Het zag er vredig uit. Heel wat vrediger dan de ‘jarretellenoorlog’ die zich onlangs in Ahoy afspeelde. Vrouwen die  elkaar te lijf gingen in de strijd om een opgeleukte veter van Hunkemöller. Hoe wanhopig kun je zijn om je man weer op gang proberen te krijgen.

In mijn straat wordt hard gewerkt aan van alles. Er zijn sleuven gegraven, bomen omgezaagd en het lijkt of Moeder Aarde is geopereerd, nu er overal verticale leidingen als een drain in haar lichaam steken, aangesloten op een brommend geval dat de boel droog moet houden. Ik heb altijd een mateloze bewondering voor grote projecten. Het lijkt één grote chaos waar iedereen ‘maar wat doet’ en dan na een aantal weken is het ineens klaar en ziet het er weer strak uit. Plots stonden er eergisteren  drie enorme kabelhaspels op de stoep die de ingang naar mijn tuin blokkeerden. Op mijn vraag hoe lang ze daar zouden blijven antwoordde de uitvoerder: “morgen zijn ze weg meneer.” Ik vond het prima. Tegen het einde van ‘morgen’ werd er aangebeld. “Meneer, we zijn klaar, maar het lukt niet met het transport, het loopt helaas een dag uit.” Op zo’n moment besef je weer dat wonen op het platteland weliswaar geen garantie biedt voor een fatsoenlijke omgang met elkaar, maar dat het wel helpt. Vanmiddag waren ze verdwenen.

De bel gaat. Ik loop naar de keuken en werp een blik door het raam. Niemand te zien. Toch maar even kijken. Op de deurmat ligt een envelop. Ik open de deur, een blond filmsterretje van hooguit een jaar of vier, vijf kijkt me verwachtingsvol aan. Ze houdt een vel papier met veel zorg vast zodat de kleine creaties die er op liggen er niet afvallen. Ik ga letterlijk door de knieën. Grote ogen stralen me tegemoet. Met haar hoge kinderstemmetje brabbelt ze iets en knikt naar de frutsels die van klei lijken te zijn. Ik versta er weinig van, want hoge tonen ben ik kwijt, ondanks de hoopgevende mededelingen van de ‘orenboeren’ in de tv-reclamespots. Maar ze heeft me betoverd. Het grijs is verdwenen, alles is plotseling lichter geworden. Ze heeft een aura dat haar als een stralenkrans omringt. Ze lijkt nog verbonden met het ‘hiervoormaals.’ Ontroering. Ik vraag of de kleifiguurtjes te koop zijn. Ze knikt bevestigend en zegt dan: “Jij gratis.” Ik kies er twee. Dan vertrekt ze. Mocht ik ooit hebben getwijfeld, ik weet het nu zeker; engelen bestaan. Ik heb er zojuist een gesproken.

Oh ja, die envelop op de mat?  Bij Papendrecht 7 km te hard gereden. Of ik €60,- wil aftikken.

Dit bericht is 957 keer gelezen

Deel dit:

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Meld je aan voor onze nieuwsbrief